Par. 1 – prehistorie / romeinenEerste mensen in dit gebied 150 tot 100 duizend jaar geleden.
3500 vc eerste landbouwers. Die lieten hunebedden en trechterbekers achter.
Tijdens de Romeinen was de Rijn de limes (de grens van het Romeinse rijk).
69 nc opstand van Germaanse Bataven (Betuwe) maar dat werd een mislukking.
Plinius en Tacitus (Romeinse schrijvers) schrijven wel over de Germanen maar niet over de cultuur.
Romeinen verspreidden hun cultuur hier en stichtten enkele handelsplaatsen die soms uitgroeidentot steden (nijmegen bv).
Na 400 nc bleef er van Romeinse cultuur weinig over.
Par. 2 opstandSinds 925 Nederlanden onderdeel van Duitse keizerrijk. In werkelijkheid waren lokale heren de baas(graven, hertogen, enz.).
Opbloei handel zorgt vanaf 12e eeuw voor steeds groter belang van Lage Landen. Hertogen vanBourgondie voerden om die reden politiek van toevoegen Lage Landen aan hun bezit. Zij waren uitop belastinginkomsten uit handelsstromen.
Lokale edelen en steden bleven vaak in hoge mate zelfstandig.
Onder Filips de Goede (1396 – 1467) politiek van centralisatie (macht naar het centrum):
- Brussel werd centraal gelegen hoofdstad
- Staten-generaal ingesteld (vertegenwoordigers uit elk gewest (de gewestelijke staten) bijeen in Brusselse vergadering waarin landheer om belasting kon vragen)
- In alle gewesten stelde hij een stadhouder aan die hem op het niveau van het gewest moest vertegenwoordigen.
Karel V (1515-1555) zette centralisatie door. Hij werd bovendien heer van alle Nederlanden.
1568 – start opstand tegen Spanse koning Filips II (zoon van Karel V) vanwege:
- Centralisatiepolitiek maakte lokale edelen boos, want minder machtig
- Wrede vervolging protestanten ging in tegen relatieve (religieuze) verdraagzaamheid van de bevolking hier.
Verloop opstand:1566 – Beeldenstorm, orde snel hersteld1567 – Alva komt aan in de Ndl en stelt gewelddadig orde op zaken (neemt oa bezit W. v. Oranje inbeslag)1568 – W. v. Oranje start opstand, krijgt weinig steun bevolking1572 – dankzij inname den Briel door de Geuzen steun van heleboel andere steden voor de opstand.1575 – steeds meer overlast Spaanse soldaten. Alle gewesten samen eisen van Filips verbetering(pacificatie van Gent)1579 – Unie van Atrecht: Spaanse koning sluit verdrag met Zuidelijke gewesten alleen: FII blijft debaas en katholiek geloof ook
1579 – Noorden boos: sluit unie van Utrecht. Besluiten samen zich te verdedigen tegen Spanje en hetZuiden. Staten-Generaal verhuisd naar Den Haag.1580 – willem wordt vogelvrij verklaard1581 – acte van verlating: nrdl gewesten erkennen gezag FII niet meer.
Hoe konden de Nederlanden winnen van wereldrijk spanje:
- Spanje had handen ook vol aan andere oorlogen
- Water en drassige grond lastig voor troepen spaanse koning
- Frankrijk, spanje en Duitsland boden soms hulp
1648 – vrede van Munster: einde 80-jarige oorlog. Waarom?
- Spanjaarden wilden af van 2-fronten oorlog (noordkant Belgie de Republiek, zuidkant Frankrijk)
- Holland was hoge kosten oorlog zat (vooral Holland draaide als rijkste voor de kosten op)
Gevolgen:
- Splitsing tussen noordelijke en zuidelijke Nederlanden (later Nederland en Belgie grofweg)
- Er was een staat zonder vorst (republiek) ontstaan
- Provincies hielden grote zelfstandigheden (andere landen kwamen onder absolute heersers)
- Calvinisme werd staatsgodsdienst, katholieken niet vervolgd, wel gediscrimineerd bij openbare functies
Par. 3 – de gouden eeuw
Na 1585 neemt Amsterdam rol Antwerpen over als de vrachtvaarder en stapelmarkt van Europa.
VOC (voor handel met Azie) en WIC (handel met Amerika’s) werden opgericht en kregen van deStaten-Generaal het monopolie (alleenrecht).
Door handel en scheepvaart bloeide ook de nijverheid:
- scheepsbouw en zeilmakerijen / touwslagers
- bewerking aangevoerde handelswaar
Ook landbouw bloeide door levering aan steden en export.
Kunstenaars beschouwden zichzelf als ambachtslieden die op aanvraag produceerden om geld teverdienen.Omdat veel mensen konden lezen en schrijven was er een aantal bekende schrijvers waaronderJacob Cats.Hugo de Groot was een bekende rechtsgeleerde. Christiaan Huygens was bekend wiskundige.Boerhaave is een bekend arts uit die tijd. Spinoza was een beroemd filosoof.
Grote verstedelijking (in Holland meer dan 60%). Daarnaast veel vrije, commerciële engespecialiseerde boeren in het Westen. Het Zuiden en Oosten waren veel minder welvarend enverstedelijkt.
Sociale bevolkingsopbouw:
- Regenten (adel en rijke burgers) hadden de macht in de Republiek.
- Daaronder stonden de gegoede burgers, zij hadden vaak geen bestuursfuncties.
- De kleine burgerij stond daaronder en had net genoeg om van te leven
- Helemaal onderaan de armen. Zij hadden net genoeg om van te leven.
Armenzorg goed geregeld.
In 1813 is Napoleon verslagen. De overwinnaars (op het congres van Wenen) willen een sterke buffertegen toekomstig Frankrijk. Noordelijke Nederlanden (de Republiek) en de Zuidelijke Nederlandenworden samengevoegd binnen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815.
Grondwet 1815
- Monarchie, in handen van huis van Oranje-Nassau
- Parlement (1e en 2e kamer) en koning samen wetgevende macht
- Eerste kamer benoemd door koning, tweede via samenstelling provinciale staten
- Koning en ministers hebben uitvoerende macht. Als parlement dwars lag kon koning via konklijk besluit alsnog alles doorvoeren.
- Platteland bestuurd door provinciale staten
- Burgers kiezen provinciale staten
- Openbare rechtspraak
- Alleen overheid mag lager onderwijs gegeven
- Vrijheid drukpers
- Gelijkheid voor alle burgers
- Vrijheid godsdienst / scheiding kerk/staat
- Gevangenneming alleen na eerlijk proces
- Onschendbaarheid woning
1830 – de zuidelijke Nederlanden scheiden zich af want:
- Liberale zuiderlingen ontevreden over staatsinrichting
- Zuiden voelde zich bij bekleden bestuurs- en andere functies gediscrimineerd
- Zd wilde niet betalen aan staatsschuld noorden
- Godsdienstige verschillen
- Taalverschillen
- Zuiden was gericht op industrie, noorden op handel
1848 – grondwet van Thorbecke:
- Directe verkiezingen tweede kamer via districtenstelsel en censuskiesrecht
- Eerste kamer gekozen door provinciale staten, gekozen door censuskiezers
- Beide kamers krijgen recht interpellatie en schriftelijk stellen van vragen. Tweede kamer ook nog recht amendement en enquete.
- Koning en ministers voeren uit. Ministers verantwoording schuldig aan parlement. Hun besluiten moeten goedgekeurd door parlement.
- Einde bestuurlijke ongelijkheid tussen stad en platteland.
- Censuskiesrecht. Boven de 25 en boven bepaald bedrag aan belastingen betalen gaf kiesrecht.
- Vrijheid onderwijs, openbaar onderwijs betaald door overheid
- Vrijheid vereniging en vergadering
Hetzelfde bleef:
- Recht koning parlement te ontbinden / ministers te ontslaan
- Vrijheidsrechten
Grondwet 1848 maakte Nederland tot parlementaire democratie. Deze grondwet werd ingevoerdonder druk van revoluties in Frankrijk en Duitsland waarbij machthebbers met geweld door liberalenwerden verdreven. In Nederland is het zover niet gekomen.
Sinds 1868 treden regeringen af als parlement niet instemt met regeringsbeleid.
1887: uitbreiding kiesrecht van 10 naar 26% mannen boven de 23
1897: verruiming kiesrecht naar 50% mannen
1917: algemeen mannenkiesrecht voor iedereen boven 21
1917: kiesrecht voor vrouwen
1972: kiesrecht voor iedereen vanaf 18 jaar
Liberalen, socialisten en feministen waren steeds sterke voorstanders van uitbreiding van hetkiesrecht.
In 1917 werd districtenstelsel vervangen door stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Hierdoorveranderde het volgende:
- Partijen kregen meer invloed op de politiek
- Ook kleine partijen kregen nu een kans
- Politici vertegenwoordigden niet langer perse alle regio’s in Nederland
Par. 5: politieke stromingen en hun partijen tot 1940
Socialisme, liberalisme en confessionalisme in Nederland de meest invloedrijke stromingen
3 kwesties hebben ook grote invloed gehad:
- Sociale kwestie: hoe beeindigen we de armoede? Hierom werden SDB en SDAP opgericht.
- Schoolstrijd: moet de overheid ook religieus onderwijs gaan betalen of alleen openbaar (vanwege scheiding kerk en staat)? Deze vraag veroorzaakte oprichting ARP en de Algemene Bond
- Kiesrechtkwestie: wie mogen er allemaal stemmen? Onenigheid hierover onder liberalen leidde tot oprichting 3 partijen
ARP (antirevolutionaire partij / protestants):
- Gehoorzaamheid aan gezag overheid
- Soevereiniteit in eigen kring
CHU (christelijk historische unie / protestants):
- Bijbel en geschiedenis van Nederland beinvloeden partijprogramma
- Meer macht koning
RKSP (rooms katholieke staatspartij):
- Paus heeft grote invloed
- Antisocialistisch, gericht op samenwerking werkgevers / werknemers
- Solidariteitsbeginsel (staat mag ingrijpen bij grote armoede)
- Subisidiariteitsbeginsel (wat door lager orgaan kan worden gedaan, moet worden gedaan dor dat orgaan, bijv. kerk)
Liberalen wilden in theorie zo min mogelijk overheidsinvloed maar in de praktijk hielden niet alleliberalen dit standpunt vast want:
- Radicale liberalen wilden wel ingrijpen want zagen armoede als probleem dat niet vanzelf verdween. Conservatieve liberalen geloofden nog altijd in particulier initiatief.
- Crisis 1929 gaf alle liberalen het idee dat overheid soms moest ingrijpen.
Socialisten (SDB) kregen te maken met splitsing
Anti-parlementairen bleven SDB trouw
SDAP wilde via geleidelijke verbeteringen streven naar gelijkheid voor allen
Pas in jaren ’30 liet SDAP ideaal van socialistische staat vallen.
1975 RPF splitst zich af van ARP
1980 – vanwege secularisering (afname aantal gelovigen) samenleving bundelen confessionele partijen (KVP, ARP, CHU) zich tot het CDA
2000 – GPV en RPF samen tot Christenunie
Veranderingen in uitgangspunten sinds ’45:
- ARP, CHU en KVP zagen nut overheid in op sociaal-economisch vlak
- KVP zag op sommige punten nut grote overheid (bv kinderbijslag) en bestreed die overheid op andere gebieden (gezin, werkkring en onderwijs)
- CDA is inmiddels bereid abortus in sommige gevallen toe te staan
Liberale partijen:
- 1946: partij voor de vrijheid opgericht
- 1948: partij voor de vrijheid ging op in nieuw opgerichte VVD (volkspartij voor vrijheid en democratie)
Uitgangspunten:
- Teveel wetten beknellen het individu, dus weinig overheid
- 1966 – Jongeren richten d’66 op. D’66 hecht naast individuele vrijheid grote waarde aan sociale rechtvaardigheid
Socialistische partijen:
- 1945 – oprichting communistische partij Nederland (CPN) Gericht op communistische SU / Rusland
- 1946 – partij van de arbeid als voortzetting van de SDAP opgericht
- 1957 – pacifistisch socialistische partij (PSP) was radicaler dan de PvdA
- 1972 – socialistische partij opgericht (SP) Gericht op communistisch China
- 1989 – PSP, CPN, EVP en PPR samen tot Groen Links
Uitgangspunten:
- Bureaucratie (ambtenaren die zich met economie bemoeiden) hadden afstand burger-politiek vergroot. Vanaf jaren ’60 werd democratisering bepleit.
- Jaren ’80: PVDA erkende positieve rol van het bedrijfsleven
- Groen Links wil prioriteit aan milieu boven economie door sterke staatsbemoeienis
- 1991 – SP koos voor meer open socialisme met protestkarakter. Overheid moet bedrijven controleren en gratis voorzieningen regelen.
Par. 8 (havo en vw) Jaren ‘
Er treedt gedeeltelijke ontzuiling op door:
- Mensen gaan minder naar de kerk
- Veel partijen hadden hun doelen (bv emancipatie) bereikt
- Door televisie meer kennis over en begrip voor elkaar
Trouw aan en respect voor leiders neemt af zo blijkt uit:
- Toename zwevende kiezers
- Leiders vaak gedwongen tot aftreden na verlies, eerder gebeurde dit niet
Andere rol journalisten tov politici:
Politiek geen invloed meer op journalisten
Kritische benadering door media van politici
Veel meer problemen kwamen in de openbaarheid
Er ontstonden ontzuilde politieke partijen:
- CDA (prot en kath)
- 1958 Boerenpartij kwam op voor alle boeren
- 1982 – 1986 Centrumpartij en centrumdemocraten in de kamer (tegen buitenlanders)
- 2002 LPF 26 zetels, nu 2010 niets meer
- PVV – afsplitsing van de VVD nu in 2010 met 24 zetels in de kamer
- Partij voor de dieren heeft 1 zetel nu in 2010
Ontzuiling in de media:
- Neutrale omroepen als Tros, BNN en eerder ook Veronica
- Veel commerciële omroepen als SBS, RTL, Veronica (eerst publiek)
Zuilen blijven niettemin machtig:
- Meeste scholen in Nederland zijn confessioneel
- Oude verzuilde partijen in de politiek nog altijd machtig
- Nieuwe verzuiling komt op gang (christenunie, EO, allochtonen?)
Par. 9 – werkgevers, werknemers, overheid
Voordat de overheid zich intensief bemoeide met de arbeidsmarkt valt organisatie arbeidsmarkt tetyperen als conflictmodel. Werkgevers en werknemers stonden lijnrecht tegenover elkaar. Conflictensoms uitgevochten door stakingen.
Vakbonden verdeeld:
- Socialisten staakten veel en graag (stonden voor conflictmodel)
- Katholieken meer voor onderhandelingen dan strijd (streefden naar harmoniemodel)
Na WOII veel meer harmoniemodel, gesymboliseerd door de Sociaal-economische raad waarinvertegenwoordigers van overheid, werkgevers (VNO-NCW) en werknemers (vakbonden) en allezuilen zaten en overlegden over gewenste ontwikkelingen (loon, prijzen, werkgelegenheid).
Rond 1980 problemen:
- Grote werkloosheid
- Onbeheersbare overheidsuitgaven
1982 – akoord van Wassenaar (loonmatiging in ruil voor arbeistijdverkorting / deeltijd) is het beginvan het poldermodel.
Par. 10 – verzorgingsstaat (alleen vwo)
In verzorgingsstaat rekent overheid het volgende tot haar taken. Garantie op:
- Veiligheid
- Welvaart
- Welzijn alle burgers
PvdA wilde het meeste regelen, VVD het minst.
Jaren ’80 problemen:
- Aantal werklozen en arbeidsongeschikten steeg schrikbarend (kwart beroepsbevolking was thuis)